donderdag 31 juli 2014

Willy Bosschem

Bosschem studeerde aan het Hoger Instituut voor Kunstonderwijs te Gent zowel schilderkunst en kreamiek als publiciteit en binnenhuis- en meubelkunst. In 1946 werd hij, nauwelijks zestien jaar oud, de jongste grafische kunstenaar die werd bekroond met de eerste prijs voor aanplakbrief (affiche of mededelingenblad) op de “Internationale Jaarbeurs van Vlaanderen”. In 1947 werd hij laureaat van de internationale affichewedstrijd voor de “Europese Organisatie voor Economische Samenwerking” (de voorloper van de OESO).

Hij begon met het tekenen van een aantal karikaturen van Oostendse politici, toen hij in 1951 zijn legerdienst volbracht in Oostende. Deze werden dan gepubliceerd in het plaatselijke weekblad, De Zeewacht. Sindsdien heeft hij elke week een karikatuur of een strip gepubliceerd in deze krant of in zijn opvolger, de Krant van West-Vlaanderen.[2]

Hij trad in 1953 in dienst bij het Casino-Kursaal van Oostende als dienstchef van de Kunststudio voor publiciteit en decoratie. In 1965 werd hij publicrelationsofficer, en directeur van de persdienst, publiciteit en public relations. In de loop van vele daaropvolgende jaren heeft hij in het Casino-Kursaal ongeveer 280 tentoonstellingen georganiseerd. 

In hetzelfde jaar 1953 begon hij eveneens aan zijn artistieke loopbaan als kunstschilder. In 1954 ontving hij de gouden medaille bij de Grote Prijs van Monumentale Schilderkunst voor zijn wandtapijt “Wereldtentoonstelling 1958” (3 x 5,60 m). Als ontwerper van postzegels werd hij in hetzelfde jaar laureaat van de postzegelwedstrijd in Brussel op het thema “De Europese Samenwerking”.

Toen in 1958 in Mariakerke de nieuwe kerk OLV-Hemelvaart gebouwd werd, werd Willy Bosschem gevraagd de Kruisweg uit te beelden. Hij heeft hiervoor de sgraffititechniek toegepast met een sober gebruik van vorm en kleuren. Dit is een techniek waarbij men verschillende lagen gekleurd plaaster of cement boven elkaar aanbrengt en dan, door krassen, de figuur doet tevoorschijn komen.
Affiche voor Expo 58
 
Hij maakte in 1958 ook verschillende affiches, brochures en flyers voor de Wereldtentoonstelling te Brussel.

In de periode 1960-1965 was Bosschem leraar aan het Hoger Instituut voor Grafisch Onderwijs (Higro) te Gent. Hij was van 1961 tot 1963 ook artistiek adviseur voor kunstambachten bij het Ministerie van Middenstand. In 1978 volgde Bosschem de kunstschilder Gustaaf Sorel op als directeur van de Stedelijke Kunstacademie in Oostende.
In 1981 schonk de Belgische Persbond op het persgala in de Muntschouwburg te Brussel zijn schilderij “Zeesymfonie” aan koning Boudewijn en koningin Fabiola.

Hij kreeg in 1983 de prijs van de Oostendse Persclub, de “Gouden Mathille”. Vervolgens was hij in 1990 jurylid van de Europaprijs voor Schilderkunst Oostende, en vanaf 1995 ook bestuurslid van de “Casino Art Gallery” te Oostende.
Bronzen beeld "All together" (1999) met Hubert Minnebo en Jacky De Maeyer
 
In 1999 werkte Bosschem samen met de beeldhouwers Hubert Minnebo en Jacky De Maeyer aan het bronzen beeld “All together” voor de Lions Club te Oostende.
Zelfs op hoge leeftijd blijft hij nog zeer actief. In 2006 schildert hij een aantal grote werken, die de vensters bedekken van een pakhuis (afgebroken in 2013) aan de Victorialaan in Oostende. Deze schilderijen vormen een trompe-l'oeil, “Van Koning tot Koningin”, en zijn een verwijzing naar de invloed van Koning Leopold II in Oostende en hoe Oostende uitgroeide tot “koningin van de badsteden”. Zij zijn geïnspireerd op het oeuvre van James Ensor, Leon Spilliaert, Felix Labisse, de cartoonist Mars en de lokale fotograaf Anthony. In hetzelfde jaar nam Bosschem deel aan het cultureel-culinair topevenement “Met Kunst aan Tafel” in Oostende. Hierbij mochten de restaurantbezoekers hun kunstzinnig bewerkte bord behouden.

Op 10 september 2011 werd Willy Bosschem, in aanwezigheid van een grote menigte, gevierd in zijn thuisstad Oostende met een huldebetoon door het stadsbestuur en de directeur-conservator van het Mu.Zee, Philip Van den Bossche. Bij deze gelegenheid werd een nieuwe residentie in Oostende naar hem genoemd. Dit is voor de eerste maal aan een levend kunstenaar.

Zijn eigentijdse stijl leunt misschien nog het dichtst aan tegen het postmodernisme, hoewel deze kunstrichting moeilijk af te bakenen is. Bosschem is het figuratieve trouw gebleven, zonder echter strikt academisch te worden. Hij schildert zijn geliefkoosde thema's, vrouwen en dieren, op een sensuele, sierlijke en speelse wijze.

Zijn temperament doet zijn figuren schijnbaar bewegen op een bepaald ritme, soms tegen een stormachtige achtergrond vol dwarrelende kleuren. Hij heeft een voorkeur voor sporttaferelen, waarbij hij de beweging van zijn figuren op een dynamische en bijna abstracte wijze in de verf zet.

Zijn vrouwen worden op het doek op elegante en gevoelige wijze weergegeven in een mysterieuze sfeer van magie en wellust. Hij is een meester in de esthetische vormentaal, wat zich vertaalt in de opbouw van zijn werk, de rijkdom van zijn coloriet, de kracht van zijn composities en het gebruik van licht en donker. 

Bosschem heeft een zekere voorkeur voor het uitbeelden van katten, eveneens een symbool voor het mysterieuze in zijn werk. Maar hij is ook geboeid door andere dieren: paarden, hanen en, als kustbewoner, tevens meeuwen en vissen. Ook van deze dieren gaat er een ingehouden, maar sierlijke kracht uit.

Hij aarzelde niet om bepaalde technieken ter discussie te stellen of om een nieuwe techniek uit te vinden. Gedurende de jaren 70 en 80 van de voorgaande eeuw gebruikte hij een eigen techniek: de “smoke art”, een toevallig ontdekte techniek die uitgroeide tot een begrip en die hem beroemd maakte. Hierbij doet hij rook, ontstaan door het verbranden van een fakkel gedrenkt in petroleum, neerslaan op een geëmailleerde plaat, en krabt en veegt en bewerkt hierin met watten, penseel, naalden of met zijn vingers, zodat de personages en taferelen langzaam tevoorschijn komen, waarna zij met vernis gefixeerd worden. Deze zwart-witte kunstvorm beoefent hij nu niet meer, tenzij sporadisch op een gedeelte van het canvas om een schaduwrijk of genuanceerd effect te bekomen.

Dikwijls voegde hij een derde dimensie toe aan zijn schilderijen. Hij gebruikte hiervoor verschillende technieken, zoals het aanbrengen van een klein schilderijtje op een groter schilderij, of door polyester of een strook gekleurd plexiglas aan te brengen over het schilderij of door de uitwerking van het schilderij voort te zetten in de lijst.

In de loop der jaren heeft hij een aantal schilderijen gemaakt in de reeks "Back to the Roots", waarbij hij een eigen interpretatie gaf aan bekende schilderijen van grote meesters uit het verleden.

In de jaren 50 en 60 van voorgaande eeuw maakte Bosschem een groot aantal keramieken. Hij had de werkwijze hiervoor geleerd bij zijn leraar aan het Hoger Sint-Lukasinstituut te Gent, de keramist Joost Marechal. Deze keramieken bestonden in hoofdzaak uit schalen en vazen die door het Casino-Kursaal van Oostende als relatiegeschenk werden gegeven aan hoge bezoekers, zoals Paul-Henri Spaak, Théo Lefèvre en de eerste man op de Maan, Neil Armstrong. Hoewel hij van plan was zich in deze richting te specialiseren, is hij, gedreven door zijn grote veelzijdigheid, ervan afgeweken en is hij zich blijven toeleggen op verschillende kunstvormen



Geen opmerkingen:

Een reactie posten