Benoit kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader en studeerde nadien piano en orgel bij Pieter Carlier. Hij studeerde vanaf 1851 aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel bij directeur François-Joseph Fétis. In de vakken harmonieleer en compositie haalde hij het diploma in 1854 met een 1e prijs. Nadien vervolmaakte hij zich verder in de orkestratie en de orkestdirectie bij Karel Lodewijk Hanssens, toenmalig directeur van de Muntschouwburg. Hij kreeg eveneens een 1e prijs in de befaamde wedstrijd Prix de Rome voor zijn cantate Le Meurtre d'Abel. In het jaar 1858 was hij in Duitsland, waar hij Keulen, Bonn, Leipzig, Dresden, Berlijn en München bezocht. In 1862 verhuisde hij naar Parijs, waar hij dirigent werd van het door Jacques Offenbach geleide Théâtre des Bouffes Parisiens. Een jaar later nam hij reeds ontslag, en vestigde zich te Brussel (Sint-Joost-ten-Node). In 1867 werd hij directeur van de Vlaamse muziekschool, die in 1898 tot Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium in Antwerpen opgewaardeerd werd. In 1890 stichtte hij het Nederlands Lyrisch Toneel dat in 1893 de Vlaamse Opera werd. Hij overleed te Antwerpen in 1901. De muziekschool in zijn geboortedorp Harelbeke werd naar hem genoemd.
Tot zijn leerlingen behoorden Lodewijk Mortelmans, Edward Keurvels, Emile Wambach en Jan Blockx. De laatstgenoemde was zijn opvolger als directeur van het conservatorium.
Van Benoit, zoals van meer bekende Belgen in de 19e eeuw, is vaak gezegd en geschreven dat hij vrijmetselaar was, maar een bewijs daarvan is nooit geleverd. Onderzoekers noemen het verhaal zeer twijfelachtig. Sedert 1882 was Benoit lid van de Koninklijke Academie. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten